Op het einde van de 16de eeuw had de Engelse wiskundige John Dee naar eigen zeggen gesprekken met engelen. Deze leerden hem hun complexe taal, die God gebruikte toen hij de wereld schiep. De boeken die ze hem tijdens deze gesprekken dicteerden, bestaan uit grote tabletten met letters in het tot dusver onbekende Enochiaanse alfabet, waaruit namen en woorden werden afgeleid door bepaalde bewegingen tussen de velden van die tabletten.Dit materiaal dient als vertrekpunt voor een verkenningstocht naar de oorspronkelijke taal van de schepping, een evolutionaire matrix, die meer dan de genetica en de cryptografie, het raadselachtige van dit alles op het oog heeft. Of, om het in minder gewichtige woorden uit te drukken, een audiovisueel spel van wederzijdse vertalingen en al dan niet juiste interpretaties.